Tekst
bij
tekeningen
liefdestekeningen van Eddy Roos Tekenen is de tweede natuur van beeldhouwer Eddy Roos Amsterdam, 1949). Voor velen naast de Limburger Arthur Spronken één van de grootste figuratieve beeldhouwers van ons land. ‘In het begin is de tekening. De tekening geeft heel veel ervaring door, die op hun beurt weer te gebruiken zijn bij het beeldhouwen. Je verkent bij wijze van spreken hoe de natuur in zijn organische vorm te zien is en hoe die vertaald kan worden in beeldhouwwerk. Voor Eddy Roos wiens monumentale werk sinds 1977 in het Noorgroninger Leens bij de middeleeuwse Borg Verhildersum een plaats krijgt in een eigen beeldentuin, zijn tekeningen een autonome expressievorm. ‘Tekeningen zijn in mijn visie het meest directe handschrift dat er is. Ook bij andere kunstenaars vind ik hun tekeningen het meest interessant.’
Hij tekent al jaren meerdere malen per week in sessies van vier uur naar model. Met Siberisch krijt, op vellen van 110 centimeter breed. Twee figuren in door hem bepaalde houdingen of een dansend model vormen voor hem een onuitputtelijke bron. ‘Als er van een sessie één goede tekening overblijft, mag ik blij zijn. Gemiddeld blijven er per jaar maar dertig tot veertig tekeningen over waar ik tevreden mee ben.’ Eddy Roos bij het tekenen zien is een belevenis op zichzelf. Met half dicht geknepen ogen- zo tekenen, zegt hij, de contrasten tussen donker en lichte partijen zich het beste af vult hij als in trance, opgezweept door keiharde muziek, de grote vellen papier. Zijn keuze voor Siberisch krijt is bewust. ‘Het is een materiaal waarmee je niets kunt verbloemen. Houtskool kun je nog verpoetsen, porlood kun je nog weg gommen, maar een lijn in Siberisch krijt, die staat er gewoon. Daar is niets meer aan te veranderen. Twijfel en gevoel zijn direct aanwezig. Wanneer je, zoals ik, veertig jaar tekent, bestaat er niets meer tussen je arm en het zien in. Dat is het mooie van ouder worden. Je verliest alle uiterlijkheid.’
Een Liefdesteken
Ruim twintig jaar werkt hij nu naar het thema van twee figuren. Een uitzonderlijk onderwerp in de beeldende kunst. Rodin pakte het motief in zijn fameuze marmerplastiek’ De Kus’ al op. De Parijzenaar loste de thematiek op door te werken vanuit een gesloten blok, nieuw bij Eddy Roos is dat hij de figuren laat bewegen in de vrije ruimte. Rodin koos voor de interactie tussen man en vrouw, bij Eddy Roos zijn het steeds twee jonge vrouwen in een even organische als natuurlijke aanraking. Voor het eerst gaf hij dit thema vorm in zijn monumentale bronsplastiek die in Amsterdam-Noord in 1985 geplaatst. Dit beeld draagt de nagedachtenis uit aan de Nederlandse vrijwilligers die aan de kant van de republikeinse regering meevochten in de Spaanse Burgeroorlog. Het drama van dat gewelddadige conflict dat twee miljoen mensenlevens kostte, verstolde hij in de vorm van een kus die twee, hoog in de lucht rondzwevende, jong naakte vrouwen elkaar geven. Een opmerkelijke invulling voor een gedenkteken: een teken van liefde als antwoord op het fascisme.
Voor de beeldentuin bij Verhildersum zijn vier dubbelplastieken gepland. Drie zijn er inmiddels geplaatst. De Hollandse-renaissance tuin vormt met zijn in geometrisch patroon aangelegde gazons en bloemperken als een ateliervloer waarop zijn danseressen even lijken te verstillen in een tedere, sensuele beweging. Met platte seks hebben zijn liefdestekeningen en beelden niets van doen. "Ik kies voor twee vrouwen, omdat ze gelijkwaardig zijn, op een gelijk niveau hun sensualiteit uitdragen. Ik besef dat die keuze botst met het beeld van erotiek in onze maatschappij. In mijn visie heeft erotiek niets te maken met commercie. Mensen moeten vaak even slikken, wanneer ze merken dat het om twee vrouwen gaat. Zoiets hang je niet op in een bank. Alleen de echt vrijheidslievende kunstminnaar durft mijn werk aan.".
Werken op de Rijksacademie.
Tekenen doet Eddy Roos al vanaf zijn 14e, nog voor hij toegelaten werd tot de Amsterdamse Rijksacademie. Daar werd hij bij het tekenen vooral geïnspireerd door de Italiaanse tekenaar van de Renaissance. Uitgebreid maakte hij studie van de tekeningen van Andrea del Sarto. Van de tekeningen van Michelangelo - in Nederland vertegenwoordigd in de collectie van het Haarlemse Teylermuseum - waardeert hij dat ze niet iets definitiefs weergegeven. "Het zijn studies, maar dan wel zo levend als nog niet eerder gedaan was". Inspiratie put hij ook uit het monumentale werk van de klassieken. "Bij elk beeld dat ik begin, ga ik terug naar de plek waar ik veronderstel dat het onderzoek al geweest is. Toen ik aan mijn tweede dubbelfiguur begon, heb ik twee jaar geleden uitvoerig in Olympia de tempelfriezen getekend. Voor de eerste dubbelfiguur bestudeerde ik de Akropolis-plastieken van Phidias in het british Museum in Londen". Die innerlijke noodzaak tot studie mist hij bij veel tekenaars van nu. Hij wrijft dit ook het tegenwoordige academieonderwijs aan. Ër wordt niets meer gekopieerd. Hoe kun je als kunstenaar je ooit het erfgoed van het verleden eigen maken om daar weer op door te gaan. Het gaat erom dat je zoveel kennis opdoet dat je bijdraagt aan een wezenlijke opvatting over de beeldhouwkunst. Qua stijl veranderen de tekeningen van Eddy Roos aan het eind van de jaren '80. Daarvoor stond de expressie centraal, concentreerde hij zich op de lijn. De expressief getekende hand van toen krijgt nu vorm. Botten, spieren worden aangeduid. 'Ik denk dat je nu in de nadruk op de vorm meer liefde voor het detail kunt gaan zien. De tekeningen zijn daarmee ook sensueler geworden.' Eddy Roos wiens tekeningen al vroeg werden aangekocht door Dirk Hannema van museum Hannema-De Struers in Heino en door Theo Scholten van Museum Beelden aan Zee, weet dat hem wel eens verweten wordt 'typisch academisch' werk te maken. "Daar ben ik het eigenlijk totaal niet mee eens. In mijn academietijd werd er namelijk een broodmager model neergezet, dat stokstijf stil moest staan. Zo moet je de anatomische opbouw van het lichaam bestuderen en moest je de loop van de spieren volgen. Maar wat niet begrepen werd is dat je zo een oppervlakkige optelsom van spieren kreeg'. 'Datzelfde ontdekte ik, toen ik me net in Groningen gevestigd had en op de Rijksuniversiteit ging tekenen bij het lijken snijden. Dan krijg je niets anders te zien dan een slap lijf. na een half jaar werken had ik dan ook door dat ik daar niets zou leren. levende anatomie is iets heel anders. Wat je daarbij ziet is verandering van vorm'.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|